Texts

Dromen najagen. Of hoe een zeepaard op reis gaat met de steen der wijze

Over het keramische werk van Bob Lejeune door Ilona Verhoeven

 

Het licht dat door de vele ramen vanuit een achtergelegen grote tuin binnenvalt in het atelier van beeldhouwer Bob Lejeune is overweldigend mooi. Op slag sta je in een geheimzinnige en paradijselijke wereld. Zeker op een zonnige dag is er een buitengewoon ontstaansproces voelbaar.

De oorsprong ligt in het wit. Niet alleen het geverfde wit op de muren, het wit is overal. Op de tafel en de stoelen, in de kast, op de boeken, de koffiekopjes. In de lucht. Het is een blinde-vlekken-wit aan de basis van alles, je ziet het niet meer. De omlijsting van een bestaan, een uitgangspunt en een verdwijnpunt, het is als licht: een voorwaarde om te kunnen zien en tegelijkertijd stap je er ongemerkt doorheen.

Lejeune zelf is gewend aan het wit. Het is het wit van de klei die hij gebruikt voor het maken van zijn beelden. Het wit aan zijn handen en op zijn broek als hij zit te werken. Het wit is zijn stof en zijn materiaal. Het wit waarin hij zijn gedachten ordent, zijn creatieve werk vormgeeft. Het wit als de neutrale, lichte ondergrond voor later toe te voegen kleuren.

 

Op een sokkel staat onder een stuk plastic een beeld. Het is een zeepaardje. Hij is egaal wit. Nog wit. En groot. Zo groot als een paardenkop, niet van een zeepaard, maar van een lipizzaner of een ander rijpaard. Alleen de vorm van een zeepaardje is als zodanig herkenbaar, het beeld is nog in bewerking.

Een beeld heeft tot dat het helemaal klaar is een heel traject afgelegd. Het atelier met zijn witte wanden werkt als een cocon van creatieve aspiraties. Voor een bezoeker zijn die muren en het licht even wennen. Pas nadat het schijnsel dat dat oplevert is doorgedrongen, is er oog voor de rest van de ruimte.

Niet alles blijkt meer wit. Naast een tafel staat op een verhoging een pauw. Op wacht. Een pauw brengt altijd meer met zich mee, al snel denk je aan wijsheid en wederopstanding. Aan goddelijke symboliek met het ‘alziende oog’ in de veren van zijn staart. Maar dit exemplaar van Lejeune pronkt niet, hij spreidt zijn veren niet, dus van dat oog is allesbehalve iets te merken. De statige gestalte van deze pauw zorgt niet voor ontzag, eerder is hij opwekkend. Dat heeft vast te maken met de fantastische verscheidenheid aan kleuren die door zijn verenpak heen stroomt.

Toverachtige kleuren verspreiden een mysterieuze sfeer: egeïsch groen, hemelsblauw, okergeel, lavarood, violet. De druppelsgewijze schakeringen dagen de beschouwer uit te blijven kijken.

 

Transformaties

Dergelijke druipende vormen zijn ook te ontdekken in het werk Kaeru, wat in het Japans ‘kikker’ betekent. Met deze titel maakt Lejeune subtiel een verwijzing naar zijn ‘basis’: hij kreeg les van de Japanse beeldhouwer Akio Takamori die hem aanmoedigde om zich naast zijn schilderkunst toe te leggen op keramiek.

De meanderende patronen van Kaeru rijzen op tot een soort kroon en getuigen van het zoeken naar een balans tussen open en dichte delen tijdens het opbouwen van de sculptuur. Licht en donker wisselen elkaar af, een wilde vormentaal die de eerder door Lejeune gehanteerde expressionistische schilderstijl in de herinnering roept. Daaronder bevindt zich een figuratief deel dat bestaat uit een tweetal kikkers. Zij dragen de zorgvuldig opgebouwde vlechtvorm, de kroon. Het schijnsel van het glimmend okergele glazuur verandert bij verschillende lichtinval. Is het niet alles goud wat er blinkt?

Het werk zou niet misstaan in een kerkelijke schatkamer: het doet niet alleen qua vorm denken aan een reliekhouder of kandelaar, het heeft ook de welhaast hemelse glans om meegedragen te worden in een mis of processie. Het zou wel een vrolijke spirituele bijeenkomst moeten zijn, een die een beroep doet op het leven. Want als je niet uitkijkt, springen ze weg, die kikkers, in een oogwenk nieuwe avonturen tegemoet.

De kikker is een sterk symbool: al eeuwenlang staat hij voor vernieuwing en wedergeboorte, en in de christelijke traditie verwijst hij ook vaak naar de wederopstanding van Jezus. Dat hij van klein visje in een wolk kikkerdril uitgroeit tot een stevig beestje met vier poten dat zich met kranige sprongen verplaatst, maakt de kikker tot het toonbeeld van een wezen dat voortkomt uit een soort wonder. Een ware transformatie.

De omgekeerde beweging, van mens naar kikker, komt voor in Ovidius’ Metamorphosen. In boek VI komen boze boeren voor die uiteindelijk in kikkers veranderen. Druk bezig met het bij elkaar binden van wilgentakken en wingerdranken beletten ze godin Latona met haar kinderen Apollo en Diana van het frisse water in een meertje te drinken en dat moeten ze bekopen met een transformatie. “Met haar handen hemelwaarts sprak zij: ‘Dan blijven jullie maar voorgoed in modder roeren!’ De wens van de godin geschiedt (…).” En even later blijken de boeren zichzelf niet meer. “Zo springen zij in modderplassen rond, nieuwbakken kikkers.”

 

Lees meer


Toen de dieren nog spraken

Daan Van Speybroeck

 

Non seulement les gens oublient qu’ils ont été des animaux,

mais aussi qu’ils ont été des enfants.

Un artiste est quelqu’un qui n’oublie jamais son enfance,

qui préserve en lui la mémoire de l’enfance :

l’âge de l’innocence, de la pureté. […]

Pierre Guyotat, Humains par hasard

 

De beelden van Bob Lejeune zijn toegankelijk, maar bij nader toezien blijkt het niet vanzelf te gaan. Ze zijn grappig, of lijkt het maar zo? Ze zijn decoratief, ornamentaal, illustratief, mooi, maar doen ze niet enkel alsof? Kortom, ze zijn vindingrijk en niet door één benadering uit te putten. Nemen we de moeite er aandacht aan te besteden, ze tot ons te nemen, dan leggen ze een wereld open en we belanden in dezelfde zoektocht als deze van de kunstenaar, of eerder, in de zoektocht waarin deze laatste ons met zijn beelden is voorgegaan en meeneemt.

Lees meer

 

 

When animals still spoke

Daan Van Speybroeck

 

Non seulement les gens oublient qu’ils ont été des animaux,

mais aussi qu’ils ont été des enfants.

Un artiste est quelqu’un qui n’oublie jamais son enfance,

qui préserve en lui la mémoire de l’enfance :

l’âge de l’innocence, de la pureté. […]

 

Pierre Guyotat, Humains par hasard

 

The sculptures of Bob Lejeune are easily accessible, but through closer inspection there is a secluded world to them. They are amusing, or is this just illusion? They are decorative, ornamental, illustrative, beautiful, or is this just pretense? In short, they are resourceful and cannot be understood easily. If we take the trouble to closely observe them, they will open up an entire world of their own. Consequently, we end up in the same explorative mood as the artist’s, or rather we find ourselves embarking on a long and arduous search for the sculptures the artist has led us to.

 

Read more